Bedrijvigheid

De hoeve wordt sinds 1921 bewoond en gebruikt door de familie Martinet. Vooral in de periode tussen beide wereldoorlogen was Heikant een dorp van vlassers. Dikwijls waren het man en vrouw die samen vlas teelden en bewerkten. Het eindproduct was het vlaslint, de grondstof voor de productie van echt linnen. Geen enkel dorp in Nederland was zo sterk afhankelijk van de vlassector als Heikant. Ook de familie Martinet was zeer actief in de vlasserij. De vlasbewerking vond voor een deel plaats op de hoeve zelf, o.a. de oude zwingelstal is een overblijfsel uit die tijd. Vanaf 1926 werden daar de zwingelmolens en de braak elektrisch aangedreven. Door de oprichting van twee grote en voor die tijd moderne cooperaties te Koewacht werd de eigen mechanisatie t.b.v het zwingelen (het scheiden van stengel en vlasvezel) overbodig en ook het roten gebeurde vanaf die tijd in de warmwaterputten van de cooperatie. Het roten, een proces waarbij de lijmlaag in de plant oplost waardoor het mogelijk wordt om de vlasvezel van de stengel te scheiden, kan ook op het veld plaatsvinden. Het proces heet dan dauwroten. Het ontzaden (repelen) bleef wel tot in de zestiger jaren een activiteit die op de boerderij plaatsvond, vooral in de wintermaanden. Het zaad van de vlasplant is het lijnzaad, waarvan o.a. lijnolie afkomstig is. Eigenlijk is de eerste vijftig jaar op ons bedrijf de teelt en bewerking van vlas van groter belang geweest dan de akkerbouw en de veeteelt. Typisch voor het vlas is het feit dat er de afgelopen eeuw perioden geweest zijn (vooral in tijden van oorlog) dat de sector zeer winstgevend was, maar die perioden werden altijd gevolgd door hele slechte perioden, waardoor alle winst weer verdampte. Toen na 1960 de teelt van vlasstructureel inkromp en men meer specialiseerde, kwam bij ons het zwaartepunt op landbouw en veeteelt te liggen, en werden er ook veel (poot)aardappelen geteeld. Net als alle andere bedrijven in de buurt was ook dit bedrijf van oorsprong een echt gemengd bedrijf. Naast vee om af te mesten werd een aantal koeien gemolken, en er werd ook altijd een klein aantal varkens gefokt en afgemest. Altijd zijn er ook verschillende soorten kleinvee en huisdieren gehouden. Op dit moment is akkerbouw een belangrijke activiteit, maar er loopt ook nog steeds rundvee rond in de wei rondom het erf. Deze dieren (vleesrassen) worden in eigen beheer geslacht, het vlees wordt verkocht als pakketten. Volgens de huidige normen is het akkerbouwbedrijf met enig vee te klein om op termijn te overleven. Ook de gebouwen voldoen niet meer aan de toekomstige agrarische eisen.
Een traditioneel boerenerf in stand houden kan niet zonder neveninkomsten, de z.g. “nieuwe economische dragers”.  De kans dat toekomstige bewoners blijvend eigen geld gaan steken in het onderhouden van oude gebouwen (beeldbepalend, wel of geen monument) is namelijk nihil.  Als agrarische gebouwen geen andere bedrijfsmatige functie kunnen krijgen, komt op de lange duur afbraak in beeld.
Door de bouw in 2011 van een kookstudio, tevens geschikt is voor hoevelogies, is er een nieuwe economische activiteit op ons erf gekomen. Binnen het kader van “koken en logeren op de boerderij” heeft de oude zwarte schuur weer een zinvolle (vooral beeldbepalende) functie. De gasten kunnen ook genieten van de boomgaard, de groentetuin en de aanwezige landschapselementen. Voor het behoud van een stukje Zeeuwsvlaams cultuurhistorisch erfgoed is deze nieuwe activiteit beslist een positieve ontwikkeling.